De vakantie is weer (bijna) achter de rug en de onvermijdelijke vraag doemt al op: ‘Nog weggeweest… en hoe was het?’ Of de interesse authentiek is of obligaat laat ik maar in het midden. Het antwoord wordt toch wel gegeven. En wij? Jazeker, zuidelijkste puntje van België. In een dorpje waar ik de naam maar niet van kan onthouden, maakt niet uit, jullie weten toch niet waar het ligt.
Vanaf Limburg ben je al écht in het ‘buitenland’, zacht glooiende valleien, véél groen, prachtig. Onze plek van bestemming was én weg van de snelweg én diep in een broccoli/boerenkool achtig omgeving. Even zoeken en jawel, dáár was ons ‘natuurhuisje’, die om een duidelijke reden zo genoemd worden. Van hout, uiteraard, en zó gemaakt dat het opging in het omringende bos. Letterlijk, want wat een bos doet met onbeschermd hout laat zich raden. Meermaals hadden wij toch het idee dat het huisje bewóóg. Overigens niets ten nadele, alles drop en dran, nagenoeg net zo comfortabel als thuis, alleen, het bewoog.
Midden in het groener dan groene land was er één aspect dat opviel: de verpletterende stilte. Een enkel vogeltje verstoorde dat soms, of die eenzame eekhoorn, voor de rest, stilte. Geen wind, geen verkeer, vliegtuigen, buren, beesten, helemaal niets, totale afwezigheid van geluid. Zeker de eerste dagen liepen wij op onze tenen en spraken alleen fluisterend.
Na enige tijd zijn wij toch op onderzoek gegaan, wat zou er toch allemaal verborgen zijn in de parel van België? Het gebied is befaamd om z’n wandelroutes en toch kozen wij voor de auto. Het stijgen en dalen was zó steil en uitdagend, dat aldaar wandelen meer iets weg had van een klimwand voor beginners. Mijn vrouw vindt dat een uitdaging, ik ook. En als ‘plezierig 50+’ vind ik dat je selectief moet zijn in de uitdagingen die je aangaat.
De stilte in de omgeving, laten wij zeggen in een straal van 30 kilometer, is viraal. Het is overal: lege dorpjes, een enkel (twee) terrasjes, leeg. De Meuse (Maas) geen bootje te zien, winkeltjes zijn er niet, een enkele slager en bakker wél, al zijn die in het weekend gesloten én op maandag, dinsdag en woensdag óók. Tegen ‘unheimisch’ aan. Enkele ‘oudere’ stellen zagen wij op mountainbikes zwijgend zwoegen, met blikken op hun gezichten die deden vermoeden dat er ná de kwelling wel een discussie zou komen wie er op dit onzalige idee gekomen was, met hoogstwaarschijnlijk tot de slotconclusie ‘dit doen wij nóóit meer’.
Toch gaan wij niet álle uitdagingen uit de weg. De grotten, dat beloofde een vakantie hoogtepunt. In een klein, stil (wat had je anders verwacht) dorpje leidden kleine bordjes ons naar een grote container, midden in een weiland. Het bleek de plek om kaartjes te kopen én natuurlijk, als herinnering aan het komende avontuur, een passende sleutelring of zelfs kleine stukjes grot.
Achter een campingtafeltje zat een wat morsige man die ons ‘tickets’ aanreikte, na betaling van slechts €18,- (dat sprak ons dan wel weer aan). Ook gaf hij, Jimmy (zo stelde hij zich voor), een uitleg welke bordjes te volgen naar de ingang van de grotten, alwaar een gids zou zijn/komen voor de rondleiding. De bordjes dirigeerden ons naar een steil omhooglopend pad, de berg op. Een smal pad, afgezet met krakkemikkige ‘reling’ waar om de 10 meter een gevarenbordje (wit met rode rand) stond, met daarin een grafische voorstelling van iemand die duidelijk niet opgelet had en met railing en al naar beneden viel. Voor ‘hoogtevrezers’ is dat niet ontspannend kan ik je zeggen.
Aangekomen op de ‘hot spot’ verzamelden zich al snel zo’n twintig grotbehoeftigen en er werd al reikhalzend uitgekeken naar de gids, dat beloofde wat. Het duurde even en jawel, daar was hij dan, via dezelfde ‘dodenreling’ kwam hij amechtig aangesneld: Jimmy. Dát is nog eens duurzaam inzetten van arbeid.
Eerst een tweetalige uitgebreide uitleg over het ontstaan van de grotten, mét geplastificeerde flip-over. Dat kostte nogal wat grottijd, bedacht ik. De afmeting van de grotten maakten duidelijk waarom dat was. Klein en fijn, met stalagnietjes en stalagtietjes en een waterpartij waar wij per 10 bezoekers in een instabiel plat bootje doorheen geleid werden. Ik had stellig de indruk dat écht niemand dat leuk vond. Halverwege nog een licht- en geluidsshow, hoe bedenk je zoiets, lichten aan en uit en ‘Chariots of Fire’ uit verdekt en toch duidelijk zichtbare speakers.
Einde grotavontuur. De algemene opluchting was voelbaar, zoiets als het applaus nadat het vliegtuig is geland. De uitgang bleek overigens nagenoeg om de hoek te zijn van het begin van het hoogtevrees-dodenpad.
Een klein sprongetje over de grens bracht ons in Frankrijk met een heuse Hyper Marché. Dat blijft een decadent feestje om van te smullen. En, bij gebrek aan terrasjes, heb je wat te besteden.
Samenvattend: aan comfort heeft het ons niet ontbroken, de stilte was louterend (helaas slechts enkele dagen omdat de buurman zijn huisje ging afbreken), de natuur overweldigend mooi (zó mooi dat je bijna gaat geloven dat er niets aan de hand is met het milieu). De Belgen die er wonen zijn waarschijnlijk heel aardig, waarschijnlijk, omdat wij er geen gezien hebben. Grotten, hoe klein dan ook, kunnen warempel een avontuur opleveren. En ‘last but not least,’ de afstand tot het gebied is heel goed te doen (400 km), dus je bent zo weer thuis.
Meerdere mensen mocht ik ons verhaaltje vertellen en zij reageerden allemaal hetzelfde: “Jullie zijn er in ieder geval even tussenuit geweest.” … En zo was het.
Dit artikel is een bijdrage van Constant Lamp.
Constant is in het dagelijks leven trainer en coach en neemt ons in zijn artikelen mee in herkenbare situaties die ons allemaal kunnen overkomen.